Monday 28 February 2011

I Tjing, zen en polyfonie

In feite is Han Boering een Nederlander met een Chinese ziel. Met Pieter-Jan Ardies van Sjiekong ben ik in de buurt van Amsterdam op bezoek geweest bij de auteur van "de I Tjing voor de 21ste eeuw", een voortreffelijk boek dat de volgende decennia als standdaardwerk kan dienen voor iedereen die de I Tjing, het boek der veranderingen, wil onderzoeken. Het is een uitermate boeiend bezoek, aan een uitermate interessante man. Hij is inmiddels 68 jaar, een heeft mei '68 intens doorgemaakt. Is provo geweest, thuisloze, zelfstandige, zeefdrukker, vader, weduwnaar, en zo veel meer. Hij vertelt honderduit en Pieter-Jan en ikzelf zijn soms verstild. Onhandig sleuren we met camera, kabels en microfoons, om een beetje onze onzekerheid en nietigheid te verbergen. Nochtans zijn de antwoorden van Han op de vragen van Pieter-Jan vrij identiek aan wat we al eerder hadden gehoord, voorbedacht of verondersteld, maar hier en daar is er iets dat raakt tot op het wezenlijke, zoals: "De intuïtie werkt perfect, maar gaat slechts in zovere op tot er enig iets van zelfzucht bij te pas komt, dan is de intuïtie meteen weer weg". Ik kan er alleen maar mee instemmen. Gelijk heeft de wijze man. Het baardje van Han Boering is Chinees. Het is smal aan de zijkanten, op de wangen, en het loopt in een piek naar beneden uit. Nu en dan wrijft hij met de vingers over het sikje, als hij nadenkt, en met zo veel liefde spreekt hij over de moeder van zijn kinderen. Wat moet hij die vrouw hebben liefgehad. Onderwijl rookt hij de ene sigaret na de anderen. Als het wat laat wordt in de namiddag drinkt hij een eerste glas wijn. De as van enige sigaret valt op tafel, op de stoel, op tafel. Het laatste veegt hij in een ruk weg en vertelt erbij dat de tafel pas is geboend, met was, terwijl hij de I Tjing kaarten op tafel legt en begint met het analyseren van de trigrammen en hexagrammen die voor hem liggen. Op de terugweg naar België doen Pieter-Jan en ikzelf een negesprek, met her en der een flarde die we hebben onthouden, dat ons heeft geraakt. De volgende dag, op zaterdag, zijn Heidi en ik naar Gent gereden, om er aan zazen te doen, in de zensangha van Frank Dewaele. Het deed ons beide zoveel goed. Lieve mensen ook. Een fijne sfeer. Met een veertigtal mensen in een grote dojo werd er ook geluisterd naar wat Frank ons wou vertellen over vier stukjes tekst, dialogen, met betrekking tot Joshu, een grote zenmeester van weleer. Een van de dialogen ging als volgt: Een monnik vroeg aan Joshu wat zijn familietraditie inhield, en Joshu antwoordde: "niets hebben van binnen en buiten niets zoeken". En als men aan Joshu vroeg wat de praktijk van zen inhield, antwoordde hij "de praktijk loslaten". Dat zijn heel diepzinnige dialogen. Ik moet ongewild aan Krishnamurti denken. "Niets hebben van binnen", het aan niets hechten, nergens mee identificeren, en van buiten "niets zoeken". En Frank geeft wat duiding, vertelt een anekdote die in verband staat ermee, betrekt er een van de luisteraars bij, enz.. Hij doet me een beetje aan de preek van een priester denken, maar dan spontaner, luchtiger en toch met meer diepgang. Inhoudelijk kan ik me helemaal vinden. Het is een beetje thuiskomen. Maar anderzijds is er de sluimerende ergernis. Ik wil er niet doof of ongevoelig voor zijn. Iets in mij trekt aan de bel. Een leraar vooraan, en volgelingen errond, het is niet echt mijn ding. Zelf volgeling zijn zou me niet lukken, en vanvoor gaan zitten, meer en meer merk ik dat ook dat niet tot mijn "ming" (hemels mandaat) behoort. Laat het tao maar stromen. Laat maar komen wat komt. Iets is mij wil liever de afwas doen, of stofzuigen, dan zogenaamde waarheden te vertellen aan nederige en volgzame luisteraars. Meer en meer is er de mening van "zoek het zelf maar uit", ik heb je niets te vertellen, en dus ook dit geschrijf zint mij alweer niet helemaal. Wellicht sluimert er een soort midlife crisis waar ik geen blijf mee weet. En anderzijds klopt het ook weer helemaal. Ik wil het anders aanpakken, andere dingen gaan doen, gewoon ruimte zijn, en de dingen zich laten voltrekken, zonder enig toedoen of bijdrage, omdat het ok is zoals het is, en elke bedenking slechts een opflakkering is in een koele zuivere wit-blauwe lucht van helderheid, een even microscopische verduistering van één pixeltje tegenover een heldere kosmisch grote achtergrond van hemels licht. Zoals in mijn veelvuldig terugkerende dromen uit mijn kindertijd. Een witte stip vliegt op me af en maakt een sonoor geluid, piepend, en met een alsmaar groter wordende snelheid vliegt het stipje op me af, en ik besef dat het, als een kogel, zal aanbelanden boven mijn neus, tussen beide ogen, maar ik kan niet weg, geen hoofdbeweging maken, en ik word gedwongen te kijken hoe het stipje op me afkomt, en op het moment dat het botst, word ik telkens wakker. Tientallen keren heb ik dat gedroomd, tot aan mijn veertiende jaar of zo. Van Gent reizen Heidi en ik, na een tussenstop in de Fnac (waar we eht boek "in stilte" hebben gekocht van Mirjam van Biemen over retraites in Nederland en België), naar Brugge. In de concertzaal luisteren we naar klassieke muziek, polyfonie. De twaalfstemmige muziek uit de 14de en 15de eeuw (o.a. Monteverdi) kan Heidi niet bekoren, maar ikzelf ben er wild van. Voor mij is dit engelenmuziek, hemels, de eesentie van muziek. Maar ik denk dat zoiets niet eensklaps gesmaakt kan worden. Er is een zekere tijd voor nodig. Of leef-tijd. Ik weet het niet. Alleszins deed het me goed. En met jullie? Hoe vergaat het jullie elke dag? Ik wens jullie alle goeds toe, en hopelijk tot binnenkort.   

No comments:

Post a Comment